Liefdadigheid tijdens de 19e eeuw: een druppel op een hete plaat?

Ons land in de 19e eeuw. Het is een nieuwe, ambitieuze staat in volle ontwikkeling, maar keert haar blik af bij het zicht van de armoede die er heerst. Nochtans, in die tijd hoort het bij de koplopers wanneer liefdadige en charitatieve verenigingen worden opgetekend. En gelukkig maar! Wat de armenzorg betreft was België op juridisch vlak een nachtwakersstaat, die enkel optrad wanneer de ellende de spuigaten uitliep.Liefdadigheid speelde ook in de 19e eeuw een belangrijke rol.

We bevinden ons dus nog volop in wat historicus Dirk Van Damme de Poor Law Period heeft genoemd. De inwoners zorgden voor elkaar, vaak met hulp van de Kerk. Maar opgepast! Laat je niet te snel verleiden om een romantisch verhaal op te hangen waarbij mededogen en burgerzin kernwoorden zijn... Slechts uitzonderlijk was medelijden een echt motief om de allerarmsten een hart onder de riem te steken. Verlossing van zonden, het najagen van aanzien maar ook networking in verenigingen of een training in sociale en morele vaardigheden waren drijfveren voor weldoeners. De uitkomst blijft dezelfde, de overwegingen verraden echter een heel andere instelling.

Liefdadigheid werd ingebakken in de opvoeding van de adel, en dan vooral in die van de vrouwen. De moeder nam haar kinderen (meestal dochters) tijdens de opvoeding mee op ronde om te tonen hoe het er in de wereld aan toe ging, maar dan vooral uit educatief standpunt: zo leef je niet! In sommige gevallen kregen de kinderen zelfs de opdracht zich over een arme te ontfermen en het lot in de mate van het mogelijke draaglijk te houden. Maar laat je niet misleiden! Nog steeds komt altruïsme erg weinig bij armenzorg te kijken. Te grootschalige ellende was een potentieel gevaar voor de bestaande orde en er werd dan ook alles aan gedaan om deze orde in stand te houden. Ieder hoorde netjes op dezelfde plaats op de sociale ladder te blijven, zo ook schaamsarmen of pauvres honteux. Dit waren 'waardige armen' die omwille van tegenslag in een onfortuinlijke positie verzeild waren: ze kregen speciale hulp tegen betere voorwaarden en voor een hoger bedrag. Ook neerwaartse mobiliteit werd dus bestreden!

Van het medische belang van armenzorg tot arbeidsmarktregulering, verzuiling, onderwijs, sociaal kapitaal en zelfs voorbeelden van emancipatie: armenzorg neemt je mee naar alle hoeken van de geschiedenis. 'Grote Weldoeners' verzekerden dat ze naamsbekendheid voor hun generositeit kregen, maar ook kleine initiatieven ontwikkelden zich overal ten lande. Een deken, een stuk brood of een toevallige aalmoes: dit alles zorgde ervoor dat iemand de dag door kwam. Sommige van deze kleine donaties werden opgetekend in een zogenaamd carnét de ménage: kleine (en erg zeldzame) huishoudboekjes waarin elke aankoop genoteerd werd, gaande van voedsel, drank, kleren, geschenken, de lonen van het dienstpersoneel en... liefdadigheid. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het archief van de familie Ryckman de Betz uit Geetbets, waar de vrouw des huizes elke aankoop nauwgezet bij hield. Het hoeft geen betoog dat deze boekjes een schat aan informatie bevatten.

Liefdadige of filantropische verenigingen deden hun uiterste best om hun greep op de charitatieve geldstromen niet te verliezen: “Les oeuvres charitables, grâce à leur organisation et à leur expérience, connaissant mieux la misère” (Beyaert 1897, p.11). De Kerk en haar aanverwante instituten probeerden steeds eerst in de rij te staan. Een van de belangrijkste spelers is waarschijnlijk de Sint-Vincentius à Paulo, beter bekend als de Vincentianen, die overal ten lande conferenties hadden neergepland. Hun slagzin Dieu comme but, les pauvres comme moyen weerspiegelt echter een these die eerder al werd neergepoot: aalmoezen gingen gepaard met het overbrengen van denkpatronen, waarvan de eindsom het respect voor de bestaande orde betekende.

Wat de beweegredenen ook waren: wie in die tijd geld kon missen, reserveerde een brok voor de armen. Het is moeilijk na te gaan of iemand omwille van een zeker schuldbesef of omwille van een zoektocht naar prestige aan armen gaf. Vast staat dat er een zekere train de vie bestond waar liefdadigheid verwacht werd. Of dat nu rechtstreeks door een aalmoes werd bewerkstelligd, via een concert of fancy fair die door een lokale vereniging werd georganiseerd: er werd voor elkaar gezorgd, en dan vooral wanneer de nood het hoogst was.

Leestips:
Wie een uitgebreider geïnformeerd wenst te worden over liefdadigheid en filantropie in de 19de eeuw of over de inhoud van het carnet de ménage van de familie Ryckman de Betz, verwijzen we graag door naar De Boeck (Gijs), 2009. Negentiende-eeuwse liefdadigheid in de praktijk. Het carnet de ménage van de familie Ryckman de Betz (onuitgegeven masterscriptie). Gent.

Afbeelding:
Emile Claus, De Picknick (c) Koninklijke Verzameling, Brussel.

Het schilderij van Emile Claus toont ons het verschil in leefwereld tussen arme plattelandsbevolking en rijke stadsbewoners. Op een haast fotografische manier zien we op de voorgrond een groep boeren die op zondag in het hoge gras aan het water ongebreideld liggen te genieten van de zon, terwijl het er op de achtergrond heel anders aan toe gaat. Op de achtergrond zien we een burgerlijke familie die in het gemaaide gras in de schaduw van enkele bomen in hun mooiste kleren hun zondag doorbrengen. De rivier vormt als het ware een barrière tussen de twee werelden en Emile Claus kiest hier als schilder duidelijk partij. Wat significant is, is dat voor de stadsmensen in het water een kookboot ligt, waarin de maaltijd werd voorbereid, iets waar de personen uit de voorgrond waarschijnlijk met grote afgunst op toe keken. Het portret neigt naar het sociaal realisme, maar het decor zorgt voor een behoorlijk optimistische en ongedwongen sfeer.

Vrije tags
armoede
Erfgoeddag 2011
liefdadigheid
armenzorg
humanisme